De prent, de gedrukte afbeelding op papier van een getekende voorstelling is een succesvol en onvervangbaar middel om realiteiten en fantasieën vorm te geven. Foto, film, televisie en ook het moderne, uit enen en nullen getoverde beeld op het computerscherm zijn niet in staat de functie van de prent over te nemen. Sinds de vroege 15e eeuw geeft de prent iedereen -van de ongeletterde kleuter tot de hooggeleerde professor- toegang tot een abstracte wereld, waarvan wij aannemen dat die alleen voor de mens toegankelijk is. Te midden van de talloze wijzen waarop de prent is toegepast nam de centsprent met als voorloper de reigieuze of devotieprent en als nazaat het stripverhaal, eeuwenlang een bijzondere plaats in.
Wat zijn centsprenten?
De oudste drukwerken zijn prenten. Nog voor Gutenberg met losse letters ging drukken, waren er gedrukte afbeeldingen van heiligen op papier en perkament die van een ingesneden houtblok waren afgewreven. In een zachte houtsoort met een fijne structuur, zoals perenhout, werd in relief een afbeelding gesneden. Met een mengsel van roet en verdunde beenderlijm werden de verhoogde delen geïnkt. Daarop legde men een blad papier of perkament en door wrijven met de hand of een met paardenhaar gevulde leren bal kwam op dit blad spiegelbeeldig de afbeelding te staan. (afb. 1)
Afb. 1. Maria met kind en de heiligen Catharina, Barbara, Dorothea en Margaretha. Clichéafdruk naar de oudst bekende afgewreven houtsnede, vermoedelijk van Zuidnederlandse herkomst en gedateerd 1418. (afb. Van Heurck & Boekenoogen, IPF, p. 2)
Het bood een alternatief voor het tekenen van iedere afzonderlijke afbeelding die meestal fraai werd ingekleurd; een bezigheid van vooral kloosterlingen in die tijd. Vanaf dit prille begin omstreeks 1410 tot vandaag is deze techniek toegepast, de wrijvende hand werd daarbij door een drukpers vervangen. Ook al heeft het zijn economische betekenis geheel verloren, eeuwenlang was het drukken met houtsnedes de goedkoopste manier om afbeeldingen te vermenigvuldigen. Wie vroege houtsnedes van bijvoorbeeld Lucas van Leyden of Albrecht Dürer ziet, beseft dat deze goedkope techniek niet tot een ‘goedkoop’ resultaat hoefde te leiden. Kopergravure en ets verdrongen echter in de loop van de 16e eeuw de houtsnede in artistiek opzicht, waardoor de techniek vrijwel alleen nog voor goedkoop drukwerk werd toegepast. Tot dit drukwerk behoorden ook centsprenten: prenten die op een blad papier iets groter dan het huidige A3-formaat één of meer afbeeldingen toonden meestal voorzien van summiere tekst. [1] Deze massaal geproduceerde volks- en kinderprenten, op het goedkoopste papier gedrukt en vaak slordig ingekleurd, waren vooral bestemd voor een publiek met geringe koopkracht. Dat publiek was meestal weinig geletterd maar het kon voor één of enkele centen in woord en beeld kennis nemen van belangrijke gebeurtenissen, zoals rampen, misdrijven en veldslagen. Prenten met de levens van heiligen of bijbelse taferelen gaven uiting aan devotie en religieuze overtuigingen. Er werd de spot gedreven met kwakzalvers, oude vrijsters, pantoffelhelden en slachtoffers van oplichterij. Fantasieën kwamen tot leven op prenten met allegorische onderwerpen, zoals luilekkerland, de omgekeerde wereld en de liefdesboom. (afb. 2)
Afb 2. Reclame voor Luilekkerland naar Duits voorbeeld gesneden met het vertaalde gedicht van
Hans Sachs uit 1530 met een moraal: ‘Want luy en ledigheyd noyt deugt en bracht.’
Prent nr. 81 van Hendrik van der Putte, werkzaam te Amsterdam (1761-1765). (verz. auteur)
Centsprenten dienden ook vaak een opvoedkundig of didactisch doel zoals abc- en rekenprenten of prenten over de vaderlandse geschiedenis. (afb. 3) Er waren informatieve prenten waarop ambachten en beroepen, de jaargetijden en kalendergebruiken, planten en dieren of deugden en ondeugden werden verbeeld. Onder de plaatjes stonden vrijwel altijd enkele regels in boekdruk die vaak op rijm tekst en uitleg gaven. Natuurlijk waren ook verhalen onderwerp van centsprenten. Oude volksverhalen zoals Reinaart de Vos en Tijl Uilenspiegel kwamen in woord en beeld tot leven. De wereldliteratuur vond met Don Quichot, Gulliver, Robinson Crusoë, Münchhausen en anderen via de centsprent op een eenvoudige, maar indringende manier de weg naar vele hoofden en harten.
Afb. 3. De Franse tyrannie met taferelen van martelingen o.a. babies op lansen gespiest en in het vuur
geworpen en voetballen met afgehakte hoofden moest de afkeer van Frankrijk op peil houden.
Prent nr. 37 van Johannes Kannewet, werkzaam te Amsterdam (1736-1780). (verz. auteur)
Voor wie waren de centsprenten?
Volksprenten werden door alle lagen van de bevolking gekocht en gelezen: van kind tot volwassene en van de dagloner tot de leden van de welgestelde burgerij. In de loop van de 18e eeuw kwamen er ook prenten die meer rechtstreeks tot kinderen waren gericht. [2] Dit soort prenten heeft zoals de naam aangeeft jeugdigen als doelgroep. Waarmee niet gezegd is dat volwassenen zich daarmee niet inlieten. Als kinderen met een centsprent van school thuiskwamen of in de boekwinkel er voor een cent een hadden gekocht, zullen ook hun ouders daarvan ook hebben meegenoten. Net zoals later de stripverhalen van bijvoorbeeld Suske en Wiske, Kuifje en Asterix en Obelix die voor kinderen in huis kwamen ook door volwassenen werden gelezen. De centsprent werd echter steeds meer een kinderprent en dat had gevolgen voor de vorm en de inhoud. Als uitvloeisel van het verlichtingsdenken bond de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen eerst in 1798 en nog eens in 1852 de strijd aan met de ‘binnen- en buitenlandse producten van wansmaak’, waarmee de traditionele centsprenten werden bedoeld. (afb. 4)
Afb. 4. Pantoffelheld Jan de Wasser; vrije copie van deze traditionele volksprent door Hendrik Numan.
Prent nr. 4. van de Erve H. Rynders, werkzaam te Amsterdam (1781-1831). (verz. auteur)
Het Nut stimuleerde drukkers tot het uitgeven van ‘leerzaame schoolprenten’, waarmee zij de inhoudelijke en pedagogische kwaliteit van de kinderprenten wilde verhogen. [3] Door grootscheepse verspreiding van deze Nutsprenten via handelaren en scholen hoopte het Nut niet alleen de kinderen, maar ook hun ouders en andere volwassenen tot lezen aan te zetten en zo de burgerlijke normen en waarden te laten door dringen. Het offensief slaagde al werden de oude naïeve, expressieve en ongekuiste prenten nog decennialang uitgegeven, ook door uitgevers van de nieuwe nutsprenten. Nieuwe kinderprenten onderscheidden zich door keurige taal en nettere afbeeldingen. Teksten werden informatiever, maar ook belerend en moraliserend. (afb. 5.)
Afb. 5. De nieuwe Jan de Wasser met Nutszegel bevestigt de rolpatronen voor jongens en meisjes.
Prent DD van Hendrik van Munster van 1811 tot 1829 werkzaam te Amsterdam. (privéverz. JT)
Ook de onderwerpen veranderden. Het Nut streefde naar volkseducatie en de Nutsprenten bieden dan ook aanschouwelijk onderricht over het gebruik van werktuigen, vaderlandse geschiedenis, bijbelse geschiedenis, dierkunde enz. Andere uitgevers van kinderprenten werden door dit Nutsstreven beïnvloed en pasten hun nieuwe prenten daarbij aan. (afb. 7a en 7b) De smeuïge verhalen over luilekkerland, dat gedroomde paradijs op aarde, of over Jan de Wasser, de pantoffelheld die zijn kind in woord en beeld liet kakken maakten plaats voor leerzame informatie en vertelsels waarin steevast de deugd wordt beloond en het kwaad zichzelf straft. Zelfs sprookjes als Klein Duimpje en Roodkapje vonden de verlichtingspedagogen voor kinderen geen gezond kijk- en leesvoer.
Afb. 6a. Gulliver blust bij de Lilliputters door te pissen een brand. Detail van Geschiedenis van Guliver in houtgravure. Prent van Bepols te Turnhout, ca. 1850.
|
Afb. 6b. Gulliver blust de brand hier met een gieter. Detail van de gekuiste prent in lithografie, eveneens van Brepols uit ca. 1900.
|
Centsprenten: een lucratief product
Meer dan tweehonderd uitgevers hebben centsprenten in series gedrukt voor de Nederlandse markt; nog veel meer gaven slechts incidenteel één of meer prenten voor de losse verkoop uit. Het was een belangrijke en lucratieve bezigheid die vaak overging van vader op zoon, dochter, weduwe of andere erven. De vroege drukkersgeslachten De Groot en Lootsman-van der Putte drukten deze prenten meer dan een eeuw, de latere drukker Brepols bijna 150 jaar. Als een drukker zijn werkzaamheid beëindigde betekende dat niet dat de prenten niet meer gedrukt werden. De blokken werden verkocht en de nieuwe eigenaar drukte er vrolijk mee mee door, ook als een fatsoenlijke afdruk door slijtage van het blok niet goed mogelijk was. Er was een levendige handel in houtblokken, ook van blokken die nooit voor centsprenten waren bedoeld, zoals de ruiterprenten van Cornelis Anthonisz. en de bijbelillustraties van Hans Burgmair en Christoffel van Sichem IV. (afb. 7)
Afb. 7. Houtsneden van Christoffel van Sichem IV (1642-ca.1698) oorspronkelijk gebruikt voor een bijbeluitgave.
Prent nr. 6 van Joh. Seydel, werkzaam te Leeuwarden (1776-ca. 1810). (verz. auteur)
Veel voorstellingen van prenten en uit boeken die alleen de welgestelden zich konden veroorloven werden zo massaal onder het volk verspreid. De centsprent was een prima middel om de ooit zo dure blokken tot in lengte van jaren rendabel te houden. De kopers waren niet kritisch en sloegen weinig acht op defecten in de afbeeldingen door wormgaten, barsten, breuken en andere beschadigingen van de houtblokken. Prenten die gekleurd verkocht werden waren meestal voorzien van een aantal vlekken in twee tot vier felle kleuren die tamelijk willekeurig op de afbeeldingen waren aangebracht; soms ging de afbeelding er zelfs onder verborgen. A l’hollandaise heet deze manier van inkleuren en buiten onze landsgrenzen gebeurde het ook nergens op die manier.
Nergens buiten onze landsgrenzen ook maakte de centsprent een vergelijkbare ontwikkeling door. Van Jan de Printer, een Antwerpenaar die stoffen bedrukte en omstreeks 1415 prenten op perkament ging drukken, tot aan de twintigste eeuw kende de prent in houtsnede in de Lage Landen een ononderbroken ontwikkeling van groei, bloei en verval.
De eerste 150 jaar was er nog geen onderscheid in kunst- en volksprenten. Daarna gaan enkele uitgevers zich op goedkope prenten in houtsnede toeleggen. In de 17e eeuw zijn er volgens De Meyer 12 uitgevers van series centsprenten aktief, in de 18e eeuw 30 en in de 19e eeuw meer dan 50. Naar verhouding veel meer dan in ons omringende landen. De prentindustrie floreerde door de ruime beschikbaarheid van goedkoop papier, transportfaciliteiten en verkooppunten. Maar evenals de productie van boeken floreerde de productie van goedkope prenten hier vooral door het vrijwel ontbreken van auteursrecht, overheidscontrole en censuur. In andere Europese landen kwam de productie van de goedkope volks- en kinderprenten pas na 1800 goed op gang toen de knellende invloed van kerkelijke en burgerlijke overheden verminderde én de beperkingen die gilden oplegden waren verdwenen. De toepassing van machinaal geproduceerd papier van houtpulp reduceerde de papierkosten enorm, wat de productie van goedkope prenten een flinke impuls gaf. Door de uitvinding van de lithografie verdween de beperking van oplagen door slijtage van het drukmateriaal. Honderdduizenden afdrukken konden zonder kwaliteitsverlies van de steen worden getrokken. De Belgische uitgever Brepols drukte zijn prent Het everzwijn der Ardennen (afb. 8) zelfs in een oplage van 500.000 exemplaren en in vier talen: Frans, Nederlands, Engels en Spaans. [4]
Afb. 8. Everzwijn der Ardennen. Uitgave van Brepols & Dierckx zoon, ca. 1900
De markt van centsprenten werd in de 19e eeuw een internationale. De extra drukgang die nodig was om prenten in lithografie van tekst te voorzien bood de mogelijkheid die tekst in verschillende talen aan te brengen, waardoor afzet buiten de landsgrenzen mogelijk was. Massale import van Nederlandstalige prenten in keurige en kleurige lithografie uit Frankrijk en Duitsland leidde er toe dat na 1860 onze drukkers, die nog traditioneel met de primitieve houtsnede werkten en hun prenten slordig kleurden, vrijwel volledig van de markt waren verdreven. Nederlandse drukkers waren te traag geweest met modernisering.
Enkele uitgevers, zoals Funke, Kolff (afb. 9) en Ykema begonnen nog met nieuwe series kinderprenten in lithografie, maar die werden tegen het einde van de 19eeeuw overvleugeld door massaal geproduceerde goedkope geïllustreerde kinderboeken uit binnen- en buitenland. Heel wat goedkope kinderboekjes waren in de 19e eeuw trouwens met houtblokken van centsprenten geïllustreerd. Terwijl in ons omringende landen centsprenten nog in grote oplagen van de persen rolden, leidde de kinderprent in Nederland na 1900 een kwijnend bestaan.
Afb. 9. Prent nr. 11 uit de serie Gambar-Gambar van G. Kolff te Leiden
Van wegwerpartikel tot begeerd verzamelobject
Waar zijn ze gebleven: de tientallen miljoenen prenten die in voorbije eeuwen in Nederland zijn verspreid? Ze ondergingen hetzelfde lot als de krant van gisteren: weggegooid! Slechts een fractie is overgebleven in openbare collecties, zoals de Verzameling Waller in het Rijksprentenkabinet te Amsterdam, de Atlas van Stolk te Rotterdam en het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem. Daarnaast ook in enkele particuliere verzamelingen. Dat zijn minder dan 50.000 exemplaren en mondjesmaat worden op veilingen en bij antiquaren centsprenten aangeboden, waar gave exemplaren voor bedragen tussen de 30 en 1000 euro van de hand gaan. Die zijn gelukkig nog overgebleven. Dramatisch groot is het aantal prenten dat ooit is uitgegeven en waar geen enkel exemplaar van is overgebleven. De meeste uitgevers hadden hun prenten oplopend genummerd. Bij de vroege prentseries is vast te stellen dat heel wat nummers ontbreken. Een voorzichtige schatting wijst uit dat van de traditionele centsprenten, ruwweg de prenten die vóór 1850 zijn gedrukt, ongeveer éénderde of een kleine 2000 prenten niet één exemplaar is overgebleven. [5]
De centsprent is verdwenen, maar de ijzersterke formule waarmee een verhaal wordt verteld door een serie plaatjes met tekst bloeit in de moderne stripverhalen als nooit tevoren. Amerikaanse comics mogen het stripverhaal hier hebben gestimuleerd en beïnvloed, het stripverhaal zelf is van origine net zo’n succesvol product van eigen bodem als Hollandse kaas.
No comments:
Post a Comment